Tekst van de Raad en bijhorende analyse

In dit document geven we nog eens de laatste tekst van de Raad, zoals goedgekeurd op 18 mei, inclusief de last-minute aanpassingen. We willen hiermee ook tegemoet komen aan de kritiek van o.a. Minister Brinkhorst over "misinformatie" aan onze kant. Artikel per artikel leggen we uit waarom dit voorstel zuivere softwarepatenten mogelijk maakt. Interessant is ook een vergelijking van deze tekst met die van het Europees Parlement.

De officiële tekst van de Raad is ook beschikbaar (in Engels).

Overzicht

  1. Artikel 1: Toepassingsgebied
  2. Artikel 2: Definities
  3. Artikel 3: In computers toegepaste uitvindingen als een gebied van de technologie
  4. Artikel 4: Voorwaarden voor octrooieerbaarheid
  5. Artikel 4 bis: Uitsluiting van octrooieerbaarheid
  6. Artikel 5: Vorm van de conclusies
  7. Artikel 6: Verband met Richtlijn 91/250/EEG
  8. Artikel 7: Monitoring
  9. Artikel 8: Rapport over de gevolgen van de richtlijn
  10. Artikel 8 bis (nieuw)
  11. Artikel 9: Uitvoering
  12. Artikel 10: Inwerkingtreding
Veranderingen die op de dag van de stemming nog zijn aangebracht zijn vetgedrukt.
Bronnen: voorstel van de Werkgroep Intellectuele Eigendom, Opnames openbare zitting Raad en uitgelekte documenten Coreper (6 april 2004)

Artikel 1: Toepassingsgebied

Deze richtlijn stelt regels vast voor de octrooieerbaarheid van in computers toegepaste uitvindingen.

Artikel 2: Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

a) "in computers toegepaste uitvinding": een uitvinding voor de werking waarvan het gebruik van een computer, computernetwerk of een ander programmeerbaar apparaat nodig is, en die één of meer kenmerken heeft die geheel of gedeeltelijk door middel van een computerprogramma of computerprogramma's worden gerealiseerd;

Kritiek: "een computerprogramma uitgevoerd door een computer" voldoet aan deze definitie in de interpretatie van het Europese Octrooibureau.

b) "technische bijdrage": een bijdrage tot de stand van de techniek op een gebied van de technologie die nieuw is en voor een deskundige niet voor de hand ligt. De technische bijdrage wordt beoordeeld door het bepalen van het verschil tussen de stand van de techniek en de reikwijdte van de in haar geheel beschouwde octrooiconclusie, die technische kenmerken moet omvatten, ongeacht of deze vergezeld gaan van niet-technische kenmerken.

Kritiek: De "technische" bijdrage kan hierdoor bestaan uit enkel en alleen niet-technische conclusies. Technische kenmerken (zoals een computer) moeten gewoon een onderdeel uitmaken van de conclusies in hun geheel. En het allerbelangrijkste: "technische bijdrage" kan nog steeds door het Europese Octrooibureau geïnterpreteerd worden als alles wat een prestatieverbetering met zich meebrengt, b.v. het aantal benodigde muisklikken verminderen.

Artikel 3: In computers toegepaste uitvindingen als een gebied van de technologie

Geschrapt

(Geschrapte tekst: "De lidstaten zorgen ervoor dat gegevensverwerking niet wordt beschouwd als een gebied van de technologie in octrooirechtelijke zin en dat innovaties op het gebied van gegevensverwerking geen uitvindingen zijn in octrooirechtelijke zin.")

Kritiek: gegevensverwerking is geen uitvinding (art 52 EPC) en mag dus niet kunnen gepatenteerd worden. Dit artikel van het EP verduidelijkt ongedefinieerde termen in TRIPs, nodig voor compatibiliteit met dit verdrag.

Artikel 4: Voorwaarden voor octrooieerbaarheid

Om octrooieerbaar te zijn, moet een in computers toegepaste uitvinding industrieel toepasbaar zijn, nieuw zijn en op uitvinderswerkzaamheid berusten. Om op uitvinderswerkzaamheid te berusten, moet een in computers toegepaste uitvinding een technische bijdrage leveren.

Kritiek: de definitie van technische bijdrage (artikel 2) stelt niks voor.

Artikel 4 bis: Uitsluiting van octrooieerbaarheid

1. (nieuw) Een computerprogramma als zodanig kan geen octrooieerbare uitvinding vormen

Kritiek: maar wel een comuterprogramma wanneer het uitgevoerd wordt door een computer. In de praktijk dus elk computerprogramma.

2. Een in computers toegepaste uitvinding wordt niet als een technische bijdrage beschouwd louter omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van een computer, een netwerk of andere programmeerbare apparatuur. Bijgevolg zijn uitvindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van computerprogramma's, hetzij uitgedrukt als broncode, machinecode of in gelijk welke andere vorm, waarmee bedrijfsmethoden, mathematische of andere methoden worden toegepast en die geen andere technische effecten teweegbrengen dan de normale fysieke interactie tussen een programma en de computer, een netwerk of andere programmeerbare apparatuur waarop het draait, niet octrooieerbaar.

Kritiek: het aantal muisklikken verminderen brengt volgens het Europese Octrooibureau al een verder technisch effect teweeg dan "de normale fysieke interactie, ..."

Artikel 5: Vorm van de conclusies

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een in computers toegepaste uitvinding kan worden geclaimd als product, dat wil zeggen als een geprogrammeerde computer, een geprogrammeerd computernetwerk of een ander geprogrammeerd apparaat, of als een werkwijze die door zo een computer, computernetwerk of apparaat middels het toepassen van software wordt benut.

2. Een conclusie op een computerprogramma, op zichzelf of op een drager, is niet toegestaan tenzij dat programma, wanneer het geladen en uitgevoerd wordt in een computer, een geprogrammeerd computernetwerk of een ander programmeerbaar apparaat, een product of procédé realiseert dat in dezelfde octrooiaanvraag overeenkomstig lid 1 is geclaimd.

Kritiek: als we dit artikel herschrijven zonder dubbele negaties, krijgen we:

Een conclusie op een computerprogramma op zich is toegestaan indien dit computerprogramma, wanneer het uitgevoerd wordt door een computer, een product of een proces realiseert dat elders in hetzelfde patent in een conclusie verschijnt.

Kortom: computerprogramma's op zich zijn monopoliseerbaar via een octrooi. Dit is zelfs zo indien ze geen uitvinding kunnen zijn (zie uitgebreide uitleg programmaconclusies bij FFII)

Artikel 6: Verband met Richtlijn 91/250/EEG

De rechten die zijn toegekend via octrooien voor uitvindingen die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn zijn verleend, laten handelingen onverlet die zijn toegestaan op grond van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 91/250/EEG betreffende de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma's, met name de daarin opgenomen bepalingen betreffende decompilatie en compatibiliteit.

Kritiek: dit is absoluut onvoldoende om interoperabiliteit te garanderen. Ten eerste kan decompilatie ("reverse engineering") sowieso niet verboden worden door octrooien. Ten tweede valt het gebruik van de zo ontdekte methoden wel onder het octrooirecht, en hiervoor wordt geen uitzondering voorzien zoals door het Europees Parlement (artikel 9).

Artikel 7: Monitoring

De Commissie gaat na wat het effect is van de octrooibescherming van in computers toegepaste uitvindingen op innovatie en mededinging, zowel in Europa als internationaal, en op het Europese bedrijfsleven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf en de open-sourcegemeenschap, en de elektronische handel.

Kritiek: dit is mosterd na de maaltijd. Er moet EERST diepgaand macro-economisch onderzoek gedaan worden in de EU, of op zijn minst gekeken worden naar datgene dat in de VS is uitgevoerd door de Federal Trade Commission.

Artikel 8: Rapport over de gevolgen van de richtlijn

De Commissie brengt bij het Europees Parlement en de Raad voor [DATUM (drie jaar vanaf de in artikel 9, lid 1, vermelde datum)] verslag uit over:

a) het effect van octrooien voor in computers toegepaste uitvindingen op de in lid 7 genoemde factoren;

b) de vraag of de regels betreffende de duur van de octrooibescherming en het bepalen van de octrooieerbaarheidseisen, meer bepaald nieuwheid, uitvinderswerkzaamheid en de passende reikwijdte van de conclusies, adequaat zijn en of het, gelet op de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, wenselijk en juridisch mogelijk is die regels te wijzigen;

c) of er zich problemen hebben voorgedaan met betrekking tot lidstaten waar niet wordt nagegaan of aan de eisen inzake nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid wordt voldaan voordat octrooi wordt verleend, en zo ja, of maatregelen wenselijk zijn om deze problemen op te lossen;

(c bis) (nieuw) de vraag of zich er zich problemen hebben voorgedaan inzake de relatie tussen de octrooibescherming van in computers toegepaste uitvindingen en de door Richtlijn 91/250/EEG verleende auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma's, en of er misbruik van het octrooisysteem voor wat betreft in computers toegepaste uitvindingen heeft plaatsgevonden;

(c ter) (nieuw) de aspecten die eventueel noodzaak doen rijzen een diplomatieke conferentie voor te bereiden ter herziening van het Europees Octrooiverdrag;

(c quater) (nieuw) de manier waarop met de voorschriften van deze richtlijn in de praktijk rekening is gehouden door het Europees Octrooibureau en in zijn onderzoeksrichtsnoeren;

(c quinquies) (nieuw) het effect van octrooien voor in computers toegepaste uitvindingen op de ontwikkeling en het in de handel brengen van compatibele computerprogramma's en computersystemen;

Artikel 8 bis (nieuw)

In het licht van het toezicht overeenkomstig artikel 7 en het verslag dat moet worden opgesteld overeenkomstig artikel 8, evalueert de Commissie de gevolgen van deze richtlijn en dient zij, voorzover noodzakelijk, bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in tot wijziging van de wetgeving.

Artikel 9: Uitvoering

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10: Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.