Volgens het Europees Octrooiverdrag:
Om een octrooi (op een "CII" of wat voor uitvinding dan ook) te kunnen
krijgen, moet
- je een uitvinding hebben. Wat een uitvinding is, wordt niet
gedefinieerd (je kan immers niet weten wat voor dingen allemaal gaan
uitgevonden worden), maar er wordt wel gezegd dat wiskundige methoden,
esthetische creaties, methoden van bedrijfsvoering,
computerprogramma's, ... "als zodanig" geen uitvinding kunnen zijn. Het
EOB heeft echter in de loop der tijd uit case law een positieve definitie
gedistilleerd: de vernieuwing moet technisch van aard zijn om
uitvinding te mogen genoemd worden. Die "technisch" wordt in de EOB
examinatierichtlijnen van 1978 gedefinieerd in dezelfde termen die nu
in de EP-geamendeerde richtlijn staan: er moet iets nieuws geleerd
worden over de oorzaak/gevolg-relaties bij het gebruik van
natuurkrachten (waar software duidelijk nooit aan kan voldoen).
- de uitvinding moet nieuw zijn
- de uitvinding moet op uitvinderswerkzaamheid berusten, wat wil
zeggen dat ze niet op vanzelfsprekende wijze mag voortvloeien uit de
stand van de techniek (ze mag geen vanzelfsprekende combinatie van gekende
technieken zijn)
- de uitvinding moet industrieel toepasbaar zijn
Die "als zodanig" in de eerste voorwaarde slaat op het volgende:
een uitvinding waarvan de toepassing het gebruik van een computerprogramma
vereist om te kunnen werken (b.v. een of andere timing voor de injectie
van benzine in een motor: die aansturing moet nu eenmaal met een
computerprogramma gebeuren) mag niet onpatenteerbaar worden vanwege het
feit dat een dergelijk programma nodig is -> ok, want de uitvinding is die
timing en dat is geen computerprogramma als zodanig.
Volgens de versie van het Europees Parlement:
Idem als het Europees Octrooiverdrag, behalve dat nog eens extra
duidelijk wordt gemaakt dat een computerprogramma niet octrooieerbaar
is (ook niet als je zegt dat het technisch van aard is, en daarom geen
computerprogramma "als zodanig" meer zou zijn volgens jou), en dat een
"echte" (technische, met technisch gedefinieerd zoals in de eerder
vermelde examinatierichtlijnen) uitvinding niet onpatenteerbaar kan gemaakt
worden doordat haar werking/toepassing het gebruik van een computerprogramma
vereist.
Volgens EOB/Commissie/JURI:
Om een octrooi op een CII te kunnen krijgen, moet
1. je een CII hebben. Een
computerprogramma draaiende op een computer is een CII als het
uitgevoerde programma een "verder technisch effect" heeft, oftewel
"technisch van aard" is. De reden hiervoor is dat een computer
reeds technisch is, en ze bijgevolg zogezegd willen vermijden
dat elk programma draaiende op een computer als technisch kan
beschouwd worden. Ze beschouwen echter een computerprogramma
als technisch indien één van de volgende voorwaarden
voldaan is:
a) het programma uitgevoerd door
de computer verwerkt "fysische data" (b.v. beelden, of parameters van een
fysisch proces)
b) het programma uitgevoerd door de computer heeft een effect op
de manier waarop de computer werkt (b.v. het maakt hem sneller, of
zorgt voor een vermindering in geheugengebruik)
c) het programma uitgevoerd door de computer omvat "technische
overwegingen" ivm hoe een computer werkt (wanneer je b.v. een internetwinkel op
een computer implementeert, dan krijg je enorme
schaalvoordelen dankzij jouw inzicht dat vanwege het feit waarop een
computer werkt, je zeer veel transacties tegelijkertijd kan uitvoeren)
In bovenstaande gevallen is volgens hun het
computerprogramma dus geen computerprogramma als zodanig meer om een of
andere reden. Ze noemen het vanaf dan gewoon een in een computer
geïmplementeerde (CII) uitvinding, vermits de octrooiwetgeving nu
eenmaal vereist dat iets een uitvinding is voordat het mogelijk
octrooieerbaar kan zijn.
2. de CII moet nieuw zijn
3. de CII moet industrieel toepasbaar zijn: dit wil gewoon zeggen
dat je er geld mee moet kunnen verdienen.
4. de CII moet op uitvinderswerkzaamheid berusten. Hier wijkt
de praktijk van het EOB en dus ook het voorstel van de Commissie etc
volledig af van de traditionele octrooiwetgeving:
a) Een CII berust op
uitvinderswerkzaamheid als ze een "technische bijdrage" levert.
b) Deze technische bijdrage wordt bepaald door het verschil te nemen
tussen de stand van de techniek en de *octrooiconclusies* (= "claims" van het
octrooi), en moet zelf niet technisch zijn (vraag niet waarom ze het
dan "technische bijdrage" noemen, wij weten het niet)
c) Er moet een "technisch probleem" opgelost worden.
d) Nu is de voorwaarde voor uitvinderswerkzaamheid voldaan als dit
"technisch probleem" en de oplossing aangereikt door de technische bijdrage
niet vanzelfsprekend zijn.
De grote problemen met deze voorwaarden zijn:
- Ze definiëren "technisch" nergens, waardoor software "als
zodanig" perfect technisch kan zijn (zie die 3 voorwaarden onder punt 1,
elk programma voldoet wel aan één ervan).
- Ze beginnen te spelen met die "technische bijdrage". Je moet
kijken of de uitvinding zelf niet voor de hand liggend is, niet
(zoals zij doen) of er in de octrooiconclusies (= claims) een toepassing
van de uitvinding kan gevonden worden die een "technisch" probleem oplost
en of dat probleem samen met haar oplossing al dan niet voor de hand
liggend is. Op hun manier kan een computer + computerprogramma als CII
beschouwd worden, en het programma gebruikt worden als "technische
bijdrage" om de uitvinderswerkzaamheid-voorwaarde te passeren.
- I.v.m. de octrooiconclusies: deze hebben normall gezien niets met
de octrooieerbaarheid te maken. Een octrooi bestaat altijd uit wat
administratieve informatie (samen met een informele beschrijving),
dan de beschrijving ten gronde van de gedane uitvinding en ten
slotte de conclusies. Je test dan of de beschreven uitvinding voldoet
aan de voorwaarden voor octrooieerbaarheid en zo ja, dan krijgt de
uitvinder een monopolie op de toepassingen van de uitvinding
beschreven in de conclusies.
De conclusies bepalen dus de reikwijdte van je octrooi (de monopolies
die je vraagt in ruil voor de publicatie van je uitvinding) en zijn altijd
ruimer/algemener dan je uitvinding zelf. Anders zou het immers zeer
gemakkelijk zou zijn om een octrooi te omzeilen: je zou gewoon moeten
zorgen dat één detail verschillend is van de beschreven
uitvinding. De conclusies kunnen ook niet-octrooieerbare dingen
bevatten (als je b.v. een nieuwe motor uitvindt, dan kan je in de
conclusies perfect -ook volgens de tekst van het Europees Parlement-
die "nieuwe motor aangestuurd door een computerprogramma" claimen, hoewel
een computerprogramma om statutaire redenen niet octrooieerbaar is).
Door dus de octrooiconclusies ipv enkel de uitvinding te gebruiken bij
het testen van de octrooieerbaarheid, kan ten eerste de "technische
bijdrage" volledig uit niet-octrooieerbare (dus niet-technische en/of
niet-nieuwe) dingen bestaan die op zich weinig met de uitvinding zelf
te maken hebben, en moet ten tweede wat je als uitvinding bestempelt
helemaal niet op uitvinderswerkzaamheid berusten om octrooieerbaar te
kunnen zijn! (de uitvinderswerkzaamheidtest hangt immers niet noodzakelijk
meer af van de uitvinding zelf, maar gewoon van iets wat in de conclusies`
voorkomt)
Met dank aan
Jonas Maebe < jonas.maebe [at] elis . ugent . be > voor deze
uitgebreide uiteenzetting