Tekst zoals goedgekeurd door het Europees Parlement

Bron: site Europees Parlement

Overzicht

  1. Artikel 1: Werkingssfeer
  2. Artikel 2: Definities
  3. Artikel 3: Gegevensverwerking en octrooirecht
  4. Artikel 4: Voorwaarden voor octrooieerbaarheid
  5. Artikel 5: Uitsluitingen van octrooieerbaarheid
  6. Artikel 6: Octrooieerbaarheid van oplossingen voor technische problemen
  7. Artikel 7: Vorm van de conclusies
  8. Artikel 8: Verband met Richtlijn 91/250/EEG
  9. Artikel 9: Gebruik van geoctrooieerde technieken
  10. Artikel 10: Toezicht
  11. Artikel 11: Verslag over de gevolgen van de richtlijn
  12. Artikel 12: Evaluatie van de gevolgen
  13. Artikel 13: Omzetting
  14. Artikel 14: Inwerkingtreding

Artikel 1: Werkingssfeer

Deze richtlijn stelt regels vast voor de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen.

Artikel 2: Definities

  Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

a)       'in computers geïmplementeerde uitvinding': elke uitvinding in de zin van het Europees Octrooiverdrag waarvoor het gebruik van een computer, computernetwerk of een ander programmeerbaar apparaat nodig is en die in zijn toepassingen een of meer niet-technische kenmerken heeft die geheel of gedeeltelijk door middel van een computerprogramma of computerprogramma's worden gerealiseerd, naast de technische kenmerken die elke uitvinding moet hebben;

b)       'technische bijdrage' ook wel 'uitvinding' genoemd: bijdrage tot de stand van de techniek op een gebied van de technologie. De technische aard van de bijdrage is een van de vier voorwaarden voor octrooieerbaarheid. Voorts moet een technische bijdrage, om voor een octrooi in aanmerking te komen, nieuw zijn, niet voor de hand liggen en geschikt zijn voor industriële toepassing. Het gebruik van de natuurkrachten om fysieke effecten te beheersen, buiten de digitale presentatie van de informatie om, behoort tot een gebied van de technologie. De verwerking, de manipulatie en de presentatie van informatie behoren daarentegen niet tot een gebied van de technologie, zelfs indien daartoe technische apparaten worden gebruikt;

c)       'gebied van de technologie': een industrieel toepassingsterrein dat het gebruik van beheersbare natuurkrachten vereist voor het verkrijgen van voorspelbare resultaten. 'Technisch': behorend tot een gebied van de technologie;

d)       'industrie' in octrooirechtelijke zin: 'geautomatiseerde productie van materiële goederen'.

Artikel 3: Gegevensverwerking en octrooirecht

De lidstaten zorgen ervoor dat gegevensverwerking niet wordt beschouwd als een gebied van de technologie in octrooirechtelijke zin en dat innovaties op het gebied van gegevensverwerking geen uitvindingen zijn in octrooirechtelijke zin.

Artikel 4: Voorwaarden voor octrooieerbaarheid

Om octrooieerbaar te zijn moet een in computers geïmplementeerde uitvinding geschikt zijn voor industriële toepassing, nieuw zijn en op uitvinderswerkzaamheid berusten. Om op uitvinderswerkzaamheid te berusten moet een in computers geïmplementeerde uitvinding een technische bijdrage leveren.

De lidstaten zorgen ervoor dat een in computers geïmplementeerde uitvinding die een technische bijdrage levert, een noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van uitvinderswerkzaamheid is.

Of de technische bijdrage significante omvang heeft, wordt beoordeeld door het bepalen van het verschil tussen de technische kenmerken in de omvang van de octrooiconclusie in hun geheel beschouwd, en de stand van de techniek, ongeacht of deze kenmerken gepaard gaan met niet-technische kenmerken.

Of een in computers geïmplementeerde uitvinding een technische bijdrage levert tot de stand van de techniek, wordt bepaald aan de hand van de vraag of zij nieuw inzicht verschaft in het oorzakelijk verband bij het gebruik van beheersbare natuurkrachten en of zij industrieel toepasbaar is in enge zin, zowel wat de methode als wat het resultaat betreft.

Artikel 5: Uitzonderingen op de octrooieerbaarheid

Een in computers geïmplementeerde uitvinding wordt niet geacht een technische bijdrage te leveren louter op grond van het feit dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een computer, een netwerk of andere programmeerbare apparatuur. Bijgevolg zijn uitvindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van computerprogramma's met toepassing van bedrijfsmethoden, mathematische of andere methoden en die geen technische resultaten produceren buiten de normale fysieke interactie tussen een programma en de computer, een netwerk of andere programmeerbare apparatuur waarop dit ten uitvoer wordt gebracht, niet octrooieerbaar.

Artikel 6: Octrooieerbaarheid van oplossingen voor technische problemen

De lidstaten zorgen ervoor dat in computers geïmplementeerde oplossingen voor technische problemen niet worden beschouwd als octrooieerbare uitvindingen enkel en alleen omdat zij de doeltreffendheid bij het gebruik van middelen binnen het gegevensverwerkingssysteem verhogen.

Artikel 7: Vorm van de conclusies

De lidstaten zorgen ervoor dat een in computers geïmplementeerde uitvinding alleen kan worden geclaimd als product, dat wil zeggen als een geprogrammeerd apparaat of als een technisch productieprocédé.

De lidstaten zorgen ervoor dat voor in computers geïmplementeerde uitvindingen verleende octrooiaanspraken alleen betrekking hebben op de technische bijdrage die de basis van de octrooiaanvraag vormt. Een octrooiaanspraak op een computerprogramma, hetzij een computerprogramma als zodanig hetzij een op een drager opgeslagen computerprogramma, is niet toelaatbaar.

De lidstaten zorgen ervoor dat de productie, manipulatie, verwerking, distributie en publicatie van informatie in welke vorm dan ook nooit direct of indirect inbreuk maakt op een octrooi, ook al worden daartoe technische apparaten gebruikt.

De lidstaten zorgen ervoor dat het gebruik van een computerprogramma voor doeleinden die niet onder het toepassingsgebied van het octrooi vallen, geen directe of indirecte inbreuk op het octrooi kan vormen.

De lidstaten zorgen ervoor dat als in een octrooiconclusie kenmerken worden genoemd die het gebruik van een computerprogramma impliceren, een goed werkende en goed gedocumenteerde referentie-implementering van een dergelijk programma wordt gepubliceerd als onderdeel van de beschrijving, zonder beperkende licentievoorwaarden.

Artikel 8: Verband met Richtlijn 91/250/EEG

De rechten die zijn toegekend middels octrooien die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn voor uitvindingen zijn verleend, laten handelingen onverlet die zijn toegestaan op grond van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 91/250/EEG, met name de daarin opgenomen bepalingen betreffende decompilatie en compatibiliteit.

Artikel 9: Gebruik van geoctrooieerde technieken

De lidstaten zorgen ervoor dat gebruik van een geoctrooieerde techniek met een belangrijk doel zoals de omzetting van de conventies die in twee verschillende computersystemen of netwerken worden gebruikt om communicatie en gegevensuitwisseling tussen beide mogelijk te maken, niet wordt beschouwd als een inbreuk op het octrooi.

Artikel 10: Toezicht

De Commissie volgt welke invloed in computers geïmplementeerde uitvindingen hebben op innovatie en mededinging, zowel in Europa als internationaal, en op het Europese bedrijfsleven, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen en de open-sourcegemeenschap, en de elektronische handel.

Artikel 11: Verslag over de gevolgen van de richtlijn

De Commissie brengt bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 54 maanden na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn verslag uit over:

a)       de invloed van octrooien voor in computers geïmplementeerde uitvindingen op de in artikel 10 genoemde factoren;

b)       de vraag of de regels betreffende de octrooitermijn en het bepalen van de octrooieerbaarheidseisen, meer bepaald nieuwheid, uitvinderswerkzaamheid en de passende omvang van de conclusies, adequaat zijn;

c)       of zich moeilijkheden hebben voorgedaan met betrekking tot lidstaten waar niet wordt nagegaan of aan de eisen inzake nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid wordt voldaan voordat octrooi wordt verleend, en zo ja, of maatregelen wenselijk zijn om deze moeilijkheden te verhelpen;

d)       de vraag of er zich problemen hebben voorgedaan inzake de relatie tussen de bescherming door octrooien van in computers geïmplementeerde uitvindingen en de bescherming door auteursrecht van computerprogramma's als geregeld in Richtlijn 91/250/EEG en of er misbruik van het octrooisysteem voor wat betreft in computers geïmplementeerde uitvindingen heeft plaatsgevonden;

e)       de vraag of het wenselijk en juridisch mogelijk zou zijn om, gelet op de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, een 'gratieperiode' voor elementen van een octrooiaanvraag voor elk type uitvinding die voor de datum van aanvraag worden onthuld, in te voeren;

f)       de eventuele noodzaak een diplomatieke conferentie voor te bereiden ter herziening van het Europees Octrooiverdrag, mede in het licht van de totstandkoming van het Gemeenschapsoctrooi;

g)       de manier waarop met de voorschriften van deze richtlijn rekening is gehouden in de praktijk van het Europees Octrooibureau en zijn onderzoeksrichtsnoeren;

h)       de vraag of de aan het Europees Octrooibureau verleende bevoegdheden stroken met de vereisten voor de harmonisering van de EU-wetgeving, alsmede met de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht;

i)       de gevolgen voor de omzetting van de conventies in twee verschillende computersystemen om communicatie en gegevensuitwisseling mogelijk te maken;

j)       de vraag of de in deze richtlijn genomen optie met betrekking tot het gebruik van een geoctrooieerde uitvinding met als enig doel interoperabiliteit tussen twee systemen mogelijk te maken, adequaat is.

In dit verslag motiveert de Commissie waarom ze van oordeel is dat er al dan niet een wijziging van onderhavige richtlijn nodig is en somt ze desgevallend de punten op waarop ze zich voorneemt een voorstel tot wijziging te formuleren.

Artikel 12: Evaluatie van de gevolgen

In het kader van het toezicht overeenkomstig artikel 10 en het verslag dat moet worden opgesteld overeenkomstig artikel 11 evalueert de Commissie de gevolgen van deze richtlijn en dient zij, voorzover noodzakelijk, bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in tot wijziging van de wetgeving.

Artikel 13: Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zij vaststellen op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.

Artikel 14: Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.